Column Maria: This is the end
Daar ging hij dan, afgesleept door AutoPart. En dat was wel even slikken, die laatste keer dat ik het zwarte monster weg zag rijden. Nou ja, rijden… rollen. Echt, noem me een eikel, maar ik moest daar toch even van huilen. Na 12,5 jaar de allerleukste avonturen te hebben beleefd was het uiteindelijk dan toch echt de verstandigste keuze om, met pijn in het hart, afscheid te nemen van mijn zwarte, brullende liefje met zijn véél te grote sloffen.
Hij stond inmiddels al een hele tijd stil. Met straf, in een hoekje op het terrein tussen de rest van de afvalligen die wat mankeren. Nee, die zijn niet eens allemaal van mij! Heel lang heb ik getwijfeld of ik hem nog één keer zou laten repareren. Iedere keer als ik langs hem liep stond hij weer te glimmen en te knipogen. Maar nee, uiteindelijk heb ik begin dit jaar de knoop doorgehakt: na drie hele dure reparaties aan het blok was het nu toch echt klaar. En dus zag ik hem half januari, getrokken door een andere Amerikaan, de straat uit rollen.
Punt is nu wel dat ik heel erg verliefd blijf op de Chrysler 300C. Voor mij is de auto echt een icoon. Ik weet nog heel goed dat ik er voor het eerste eentje in het wild zag rijden, ik reed er bijna van de berm in. Met een complete nek-verrekking ben ik bij thuiskomst direct opzoek gegaan wat voor krankzinnig model dit was. Toen ik vervolgens ging zoeken naar de prijs wist ik dat ik mijn spaarpot zo snel mogelijk zou gaan vullen. Dat lukte en een aantal jaar, zo rond 2010, was het moment daar dat ik eindelijk een 300C kon aanschaffen. Zilvergrijs, met een zescilinder diesel voorin. Dat laatste interesseerde me niets, al liep hij op appelsap, ik reed in een 300C! Belachelijk snel vond ik hem trouwens wel, maar ja, doorgaans verplaatste ik me in enorme sloepen uit de jaren ’60 dus misschien was mijn referentiekader ook niet helemaal je-van-het. Helemaal origineel was hij, en ik zat er met een enorme smile in!
Ik ontdekte dat deze auto twee soorten reacties te weeg kon brengen: mensen vonden hem óf hé-le-maal geweldig of echt verschrikkelijk. Daartussen zat eigenlijk niets. Nou ja, dat is niet helemaal waar, er was nog een groep daar tussen die steevast zei: “Vind de station toch mooier!” Oké, staat genoteerd, zucht.
Toen het zwarte monster het begaf moest ik wel weer vervangend vervoer hebben. En omdat ik het echt niet kan laten werd het natuurlijk weer een 300C. Blauw/grijs, ik kan de kleur nog steeds niet helemaal plaatsen. En deze is voorzien van een V6. Ik dacht mwa misschien wat zuiniger maar dat bleek in de praktijk totaal niets uit te maken. Soms denk ik dat ‘ie nog meer zuipt dan mijn zwarte monster. En het is een prima auto hoor, alleen zoals mijn jongste broertje terecht nog zei toen ik hem net had gekocht, ‘Hm, het is wel de Ali Express versie van je zwarte 300C’. En daar had hij gelijk in. Hij is prima en met de net nieuw geplaatste Bentley grille die ik van mijn lief heb gekregen en de opgeknapte schades rondom staat hij er een heel stuk leuker bij. Maar stiekem blijft het toch kriebelen naar weer een hele dikke. Lekker verlaagd, met enorme sloffen en een brullende uitlaat. En een beetje sneller, want dat rechts staan bij een rood verkeerslicht begint mij ook een beetje de keel uit te hangen.
Dus rustig aan ben ik op zoek naar een nieuwe 300C en dan ditmaal de SRT. Veel pittiger dan de HEMI die ik had. En dan ook eentje tot bouwjaar 2011 want dat zijn voor mij persoonlijk de mooiste modellen. Ik heb geen haast want ik zoef heerlijk, als een slak dat wel, in de V6. Ik wil ook echt een hele goede kopen met een pietsje minder op de teller dan ik voorheen had. Want ik vermoed dat, als deze mij niet ook drie keer heel zwaar in de steek laat, deze dan net als de Buick een blijvertje zal zijn. Ik weet natuurlijk dat er geen garanties zijn. Alles kan stuk maar inmiddels weet ik wel waar ik op moet letten. Klein probleem dat me bij het vrijblijvend zoeken nu al opvalt: het aanbod is vrij schaars. Sterker nog: er staat er amper eentje te koop. Bij zo’n SRT wil ik ook geen concessies doen aan mijn wensen. Hij moet eigenlijk gewoon helemaal perfect zijn. Heel simpel: het moet net zo zijn als toen ik de Buick voor het eerst zag, dat ik even naar adem moest happen en het gevoel had: ‘JA!!! Dat is hem!’
Qua kleur ben ik er in ieder geval al uit, hij moet gewoon weer zwart zijn. Toen ik mijn zwarte monster zo weg zag rollen van de week wist ik dat zeker. Dat past toch het best en kan ik hem ook gewoon weer lekker mijn oude koosnaampje geven: ‘Het zwarte monster!’
Deze column komt uit Auto Motor Klassiek, waarvoor Maria al meer dan tien jaar iedere maand een column schrijft.